We willen proberen om – daar waar nodig – buiten alle bestaande restricties, regels en structuren om een nieuwe, kleinschalige samenleving op te bouwen waarin we zoveel mogelijk zelfvoorzienend zullen zijn. Iedereen doet mee in een duurzame, lokale economie met als kernwoorden ontwikkeling, waardigheid, maatschappelijk nut, duurzaamheid. Het succes willen we beoordelen aan de hand van maatschappelijk nut in plaats van economisch nut.
Een kleinschalige samenleving waarbij noaberschap het vertrekpunt is. Opbouwen gebeurt vanuit bestaande lokale infrastructuur met bestaande ambachten en eigen gemaakte/verbouwde streekproducten. Bij een teveel aan producten worden ook buiten de regio verkocht. Hiervoor wordt een regionale merknaam geïntroduceerd. Benodigde gereedschappen en hulpmiddelen worden zelf gemaakt. Noaberschap betekent ook dat zorg verleent wordt binnen de gemeenschap. Eerste levensbehoeften worden een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid waarbij eigen initiatief getoond mag worden in samenwerking met de direct betrokkenen.
We gaan uit van een samenleving waarbij eigen energie wordt opgewekt. Waarbij we uitgaan van het gebruik van waterstof. Waterstof is milieuvriendelijk, met zonnepanelen te maken en absoluut klimaatneutraal. Uitgangspunten is: iedereen doet mee en iedereen wordt daar ingezet waar hij het beste kan functioneren. Opbouw volledig binnen de bestaande gemeenschapsstructuur waarbij iedereen met arbeidsvermogen meegenomen wordt in de werkzaamheden. We streven hierbij naar een zelfredzame en zelfvoorzienende plattelandsgemeenschap. Kernwaarden zijn: noaberschap, kleinschaligheid, lokale beslissingsbevoegdheid, milieuvriendelijkheid, duurzaamheid.
We willen een nieuwe gemeenschap opbouwen/uitproberen zonder verspilling. Dit geldt zowel voor materiaal als voor menselijk kapitaal. Iedereen is inzetbaar en deze kwaliteiten willen we ten volle benutten. Mensen die nu als “moeilijk plaatsbaar” worden gezien, gaan we niet ‘wegstoppen’ maar goed begeleiden bij hun maatschappelijke taak. Bij deze taak kijken we niet naar economisch nut, maar naar maatschappelijk nut.
1. Iedereen doet mee/participeert. Wat je ook kunt doen voor de gemeenschap, we gaan iedereen onder goede begeleiding inzetten. Dit kan in de zorg, de sociale zorg, de organisatie of de productie zijn.
2. We verspillen niks en gaan uit van een circulaire economie. We gaan zelf ons voedsel verbouwen, kleinschalig en gericht op de vraag
3. Spullen die we in de streek nu eenmaal niet hebben, gebruiken we niet.
4. We gaan veel meer delen en van elkaar gebruiken
5. We kijken niet naar het economisch nut, maar naar het maatschappelijk belang
6. We organiseren zelf ons (aanvullende) onderwijs. Dit onderwijs is gericht op wat de gemeenschap nodig heeft.
We richten een maatschappij tot het nut van het algemeen belang voor de kleinschalige leefomgeving. Geld is hierbij niet leidend. Er is ook geen sprake van een verdienmodel waarbij het uitgangspunt is dat winst gemaakt. Uitgaande van een basisinkomen wordt verdient geld evenredig verdeeld waarbij eerst wordt gekeken naar investeringen die nodig zijn voor de gemeenschap. De waarden voor de gemeenschap zijn hier boven beschreven. We sluiten hierbij niet onze ogen voor de wereld om ons heen. Daar waar technologische ontwikkelingen een toevoeging kunnen zijn voor de gemeenschap zullen we deze zeker gebruiken. Deze mogen echter nooit leidend zijn.